Vleermuizen zijn echte nachtdieren. Ze fladderen als spoken rond.
Vleermuizen zijn geen griezels! Mensen vertellen er vaak enge verhalen over. Dat ze bloed zuigen en in je haar vliegen. Gelukkig is daar niets van waar.
Vleermuizen kunnen goed vliegen. Tussen hun lange vingers zit een vlies. Het lijkt op een paraplu. Terwijl ze vliegen, vangen ze insecten. Ze happen ze pardoes uit de lucht.
Met hun scherpe gebit knippen ze hun prooi fijn. Overdag slapen vleermuizen. Ze hangen daan aan hun achterpoten. Hun tenen hebben de vorm van een haak.
Vleermuizen hebben kleine oogjes en grote oren. Ze kunnen niet goed zien, maar ze horen bijna alles. Vleermuizen kijken eigenlijk met hun oren. Ze maken heel zachte, hoge geluidjes.
Zo hoog dat wij ze niet kunnen horen. Die geluidjes kaatsen bijvoorbeeld tegen een boom. Het geluid komt weer terug. Net als een echo uit een put. Dat hoort de vleermuis.
Hij weet daardoor precies waar de boom staat. Zelfs in het pikkedonker vliegt hij niet tegen de boom. Vleermuizen vliegen dus echt niet in je haar.
Vleermuizen trekken in de herfst naar een grot of bunker. Soms
honderden kilometers ver. Daar houden ze hun winterslaap. Hun winterplekje moet koud en vochtig zijn. Maar ze mogen er niet bevriezen. Helaas verdwijnen die plekjes. Bunkers worden gesloopt en grotten afgegraven.
Ook uilen gaan ’s nachts op jacht. Ze hebben veel donsveertjes op hun vleugels. Daarom hoor je ze niet vliegen. Met hun scherpe ogen turen ze naar muizen. Hun grote ogen staan voor in de kop.
Toch kunnen ze ook naar achteren kijken. Een uil kan zijn kop bijna helemaal omdraaien. Uilen hebben geen grote oren, zoals een vleermuis.
Toch kunnen ze het kleinste geritsel horen. Opzij van hun kop zitten grote gaten. Dat zijn eigenlijk hun oren. Het lijkt alsof ransuilen wel grote oren hebben. Maar het zijn alleen pluimpjes van veren, daar op hun kop.
Hun prooi bestaat niet alleen uit muizen. Ook vogeltjes en insecten moeten oppassen.
Die grijpen ze met hun sterke klauwen. Uilen kauwen hun eten niet. Een muis gaat in één hap naar binnen. Haren en botten spugen ze later wel weer uit. Die uitgespuugde proppen heten braakballen. Ze liggen vaak onder de bomen waar uilen slapen. Pluis er maar een uit. Dan weet je precies wat die uil gegeten heeft. Als je klaar bent, moet je wel
goed je handen wassen.
Ook egels gaan in de schemering op jacht. Ze scharrelen met veel lawaai door de bladeren. Ze jagen op wormen, insecten, slakken en zelfs kikkers. Maar ze lusten ook vruchten
en paddestoelen. Egels gebruiken vooral hun neus met snorharen bij de jacht. Er zijn nog veel meer dieren ’s nachts actief. Zoals vossen, dassen en muizen.
Beantwoord de volgende vragen over de leestekst
1. Hoe slapen vleermuizen?
2. Waar houden ze hun winterslaap?
3. Waarom houden ze hun winterslaap daar?
4. Waar bestaat de prooi van een uil uit?
5. Hoe heten de uitgespuugde proppen van botten en haren?