Les 1 – 6: Dieren in de winter

Brr, wat is het koud. Het vriest dat het kraakt.
Er ligt een dik pak bevroren sneeuw en de sloten en vijvers zijn bedekt met ijs.
Voor veel dieren is het nu een moeilijke tijd. Want in deze bizarre kou valt het niet mee om warm te blijven. Mensen zijn warmbloedig.

Ons lichaam is in de zomer even warm als in de winter. De temperatuur van ons lichaam is ongeveer 37 graden Celsius.
Als de temperatuur hoger wordt, bijvoorbeeld 38 of 39 of 40 graden, dan zijn we ziek. We hebben dan koorts. De meeste dieren zijn ook warmbloedig.
Vogels, katten, schapen en veel andere dieren hebben een vaste lichaamstemperatuur. Ze moeten warm blijven. Ook als het buiten koud wordt.

Veel dieren hebben daarom een
lekkere warme wintervacht van stevige lange haren met daar tussen dikke, wollige haren. Tussen deze wollige haren zit veel lucht.
Die lucht houdt de warmte vast. Vogels krijgen in de winter meer donsveertjes. Die houden de lucht en dus de warmte ook goed vast.
Om goed warm te blijven moeten de dieren ook flink eten. Maar dat is in de winter niet gemakkelijk, want veel voedsel zit onder de sneeuw
of in de hard bevroren grond. Bovendien zijn de planten dood, de bomen kaal en de insecten weggekropen. Sommige dieren hebben daarop gerekend.

Familie eekhoorn

Eekhoorntjes verzamelen in de herfst al eikels en beukennootjes. Die verstoppen ze op verschillende plekjes in het bos. In de winter zoeken ze die plekjes weer op.

De schreeuwekster


Vlaamse gaaien doen dat ook. Soms vergeten ze er wel een paar in de winter.
Daar komen dan eikenboompjes uit. Sommige dieren eten in de winter andere dingen dan ze gewoon zijn. Konijnen en reeën bijvoorbeeld, knagen bij gebrek aan sappige planten maar aan de bast van bomen.

Koolmezen zijn dol op insecten, maar in de winter nemen ze graag genoegen met pinda’s. Er zijn ook dieren die in de winter gaan slapen.

Dan hoeven ze ook niet te eten.
Deze dieren houden een winterslaap. De egel doet dat ook. In de herfst eet hij extra veel. Daarna zoekt hij een beschut plekje
met droge bladeren en gaat dan maandenlang slapen. Dan gebeurt er iets bijzonders. Zijn lichaamstemperatuur wordt lager, zijn hartje gaat
langzamer kloppen en hij haalt minder vaak adem. Al die maanden eet hij niet. Hij leeft dan van het extra voedsel van de herfst. Dat heeft voor een vetlaagje gezorgd.

Een egel verplaatst zijn jongen.


In het voorjaar is dat op. De egel is dan heel mager geworden.
Kikkers, vissen en insecten zijn niet warmbloedig. Als je ze aanraakt, voelen ze koud aan. Het zijn koudbloedige dieren. Ze
hebben geen vaste lichaamstemperatuur. Is het buiten koud, dan zijn de dieren ook koud. Is het buiten warm, dan zijn zij ook warm.
In de winter worden ze zo koud, dat ze helemaal verstijven. Als de winter begint, zoeken ze een beschut plekje. Insecten doen dat in spleten

en kieren, onder stenen en in de grond. Kikkers en vissen kruipen diep weg in de modder van de sloot.

Kikker

Beantwoord de vragen over de leestekst

1 Welke dieren houden een winterslaap?
2. In welke provincies komt de eekhoorn voor?

3. Hoeveel jongen worden er geboren?

4. Hoe groot wordt een koolmees?

5. Hoeveel eieren kan een koolmees leggen?

6. Hoeveel stekels heeft een egel?