Het is koud buiten. Het is winter. Je kijkt nu wel uit om zonder jas naar buiten te gaan.
Misschien vriest het wel en ligt er ijs op de vijvers. Dan kun je fijn schaatsen.
Veel dieren krijgen in de winter een dikke winterjas.
Konijntjes krijgen
een lekker warme winterjas met lange haren. Een schaap zit helemaal dik ingepakt. Al die wollige kleren houden de warmte goed vast.
Zo krijgen de dieren het niet koud. Bij sommige dieren ziet de
wintervacht er anders uit dan de zomervacht. Vogels hebben ’s winters een warm verenpak. Bovenop zitten de dekveren en daaronder zachte donsveertjes.
Er zit veel lucht tussen de donsveertjes. Die houden het vogellijf lekker warm. Soms zet de vogel zijn veren extra uit.
Dan kan er nog meer lucht tussen en heeft hij het nog warmer.
Een dikke wollen trui is met grote naalden heel los gebreid. Je kunt er soms zo doorheen kijken. Toch blijf je lekker warm in zo’n trui. Want daar zit veel lucht tussen.
Een waterdichte regenjas is lang zo warm niet.
Een warme jas alleen is niet voldoende tegen de kou. Sommige dieren kruipen ’s winters in een warm holletje.
Een eekhoorn heeft een heerlijk warm nestje, gevuld met mos en zachte haren, in een boom.
Hij stopt zelfs de kieren dicht. Nu tocht het niet. Dan gaat hij lekker slapen. Een eekhoorn slaapt in de winter.
Soms wordt hij wakker. Dan zoekt hij nootjes. Die heeft hij al in de herfst verstopt. Slim hè?
Konijnen hebben ook een warm holletje. Ze blijven de hele winter
wakker. Binnenin hun holletje kruipen ze dicht tegen elkaar aan als het koud is.