De winter is voorbij. Weg met de dikke jassen, mutsen en handschoenen! Die zijn nu veel te warm. De lente komt. Kijk eens naar de bomen. De knoppen worden steeds dikker. Kleine groene sprietjes komen boven de zwarte aarde. Vogels komen terug van hun vakantie in een warm land.
Het wordt lente. Dat gaat niet ineens, maar heel langzaam. Elke dag blijft het een beetje langer licht. Elke dag wordt de zon een beetje warmer. Het is nu te warm voor een dikke trui. Maar wat is er met je zomertrui en broek gebeurd? Ze zijn ineens te klein! Wat ben jij deze winter flink gegroeid! Je moet nodig nieuwe kleren hebben. In de lente kun je alweer fijn buiten spelen: rolschaatsen, voetballen, knikkeren en fietsen. Maar doe wel je jas aan. Want het is af en toe toch nog erg fris.
Kijk, daar vliegt een zwaluw. Hij zwiert en zwenkt door de lucht. Hij is in de winter naar het warme zuiden geweest. Maar nu is hij terug. Er zijn hier weer kleine vliegjes om te eten. Hij tsjilpt dat het een lieve lust is. Net of hij wil zeggen:”Hier ben ik. Is er ook een lief vrouwtje dat bij mij wil wonen?”
Ook de kievit is weer terug. Hij cirkelt rond boven het weiland. Net of hij wil zeggen:”Blijf uit de buurt. Dit is mijn plekje!” Zijn kuifje staat rechtop in de wind. De bomen zijn nog kaal. Maar kijk eens goed. Er zitten knoppen aan de takken. Elke dag worden ze een beetje dikker. De blaadjes binnenin de knoppen willen ook graag naar buiten. In het gras steken sneeuwklokjes hun kopjes boven de grond uit. Zachtjes wiegen ze op hun dunne stengeltjes heen en weer. Het lijkt wel of ze zeggen:”De sneeuw is weg. We luiden onze klokjes voor de lente die komt!”