Sommige dieren hebben een warme pels.
Tussen die haren zit lucht. Lucht houdt de warmte vast.
Vogels hebben een dik verenpak. De donsveertjes houden de warme
lucht vast. Walvissen hebben een dikke speklaag. Wij hebben geen dikke vacht en ook geen speklaag. Alleen kleine, zachte haartjes.
Daar kunnen we niet warm mee blijven.
Wij hebben een extra jas nodig. Vogels zetten hun veren op
als het koud is. Er kan dan meer lucht tussen komen. Zo blijven ze warm. Dieren met haren doen precies hetzelfde. Met hun haren recht overeind zien ze er dik uit.
Als je het koud hebt krijg je soms kippenvel. Er komen
bobbeltjes op je gladde huid. Een kip uit de diepvries heeft ook zo’n vel. In elk bobbeltje zit een haartje. Die haartjes gaan recht omhoog staan. Net zoals bij dieren die het koud hebben.
Maar bij ons helpt kippenvel niet tegen de kou. Daarvoor hebben
wij te weinig haartjes. Met een wollen trui word je wel warm.
Leer wordt gemaakt van de huid van dieren. Die huiden
moeten eerst worden schoongemaakt. Het vlees en de
haren moeten eraf. Dat zou maar bederven. Daarna gaan ze in een ton met water en looistof.
Door de looistof veranderen de huiden in leer. Op
de bovenkant van het leer zie je de nerven. Daar hebben de haren van het dier gezeten. Leer is heel sterk.
We kunnen ons er goed mee beschermen. Er zijn ook dieren
zonder haren of veren. Kikkers en padden hebben een kale huid. Deze huid beschermt niet tegen kou. Gelukkig hoeven
kikkers niet warm te blijven, zoals wij. Als het
buiten koud wordt, worden zij ook koud. In de winter kruipen ze in
de modder. Daar wachten ze weer op het warme voorjaar.
Er zijn nog meer dieren met een kale huid. De huid van een
slang bestaat uit schubben.
Die liggen over elkaar heen als taaie dakpannen.
Ze beschermen tegen uitdroging, niet tegen kou. Dat ‘schubbenjasje’ niet groeien, maar de slang wel.
Daarom trekt de slang af en toe zijn huid
uit. We noemen dit vervellen. Onder de oude huid zit al een nieuwe
huid. Alleen is die een maatje groter. Vissen hebben zachtere schubben.
Die groeien met de vis mee. Ze beschermen niet tegen uitdrogen. Dat hoeft ook niet in het water.
Om de schubben zit een laagje slijm. De schubben worden
daardoor minder snel beschadigd. Een schildpad heeft ook een soort
schubben. Zijn schild is heel hard en stevig. Bij gevaar kan hij er
zich goed in verschuilen.
Een egel beschermt zich met stekels. Als deze
dieren gebruiken hun huid als bescherming. Niet tegen de kou, maar tegen andere dingen.
Beantwoord de volgende 5 vragen:
- Hoe lang duurt de zwangerschap van een walvisvrouwtje?
- Kunnen er kippentweelingen geboren worden?
- Hoe lang duurt het voordat de kikkereitjes uitkomen?
- Waar staat het Nederlands leder- en schoenenmuseum?
- Hoe lang wordt een koningspython en waar komt hij
vandaan?