Alles heeft zijn eigen ritme en regelmaat. Voor veel dingen heb je geen klok nodig. Toch willen we graag weten hoe laat het is. Al eeuwenlang gebruiken de mensen de zon om de tijd te meten. De zon komt op in het oosten en gaat onder in het westen. Elke dag volgt hij daarbij een vaste baan. Midden op de dag staat de zon op zijn hoogste stand. Dan geeft hij de kortste schaduw. Lengte en richting van de schaduw geven dus de tijd aan. Door een etmaal in 24 even lange perioden te verdelen, kon men met een zonnewijzer de uren van de dag aflezen. Je had dan wel zon nodig. Daarom ging men op zoek naar andere manieren om de tijd te meten. Men ontdekte de zandloper en later zelfs de waterklok. Een waterklok is een waterbak met een piepklein gaatje erin, waaruit langzaam water druppelt. Ook kwamen er uurwerken met tandwielen en gewichten. Ze liepen erg onregelmatig en waren dus onbetrouwbaar. In 1657 ontdekte Christiaan Huygens de veel nauwkeuriger slingerklok. Later werd deze verbeterd door de slinger te vervangen door een wieltje met een spiraalveer. De veer werd opgedraaid en liep dan langzaam terug. Tegelijk werden er tandwielen in beweging gebracht. Deze tandwielen-uurwerken zijn al weer verouderd. Je kunt nu kwartshorloges kopen. Daar zitten bijna geen bewegende onderdelen meer in. Het is een stukje micro-elektronica. Vroeger dacht men dat de zon om ons heen draaide.
Nu weten wij dat we zelf op een draaimolen zitten.
In 24 uur draait de aarde een keer om zijn as. De aarde is dus voortdurend in beweging. Toch vliegen we er niet van af. De aantrekkingskracht van de
aarde houdt ons netjes met beide voeten op de grond. Als het hier dag is, is het in Australië nacht. Het is dus niet overal tegelijk even laat. Vroeger had
iedere stad zijn eigen plaatselijke tijd. Dat was knap lastig als je op reis was. Daarom werd de wereldbol verdeeld in 24 tijdzones. Binnen
zo’n tijdzone werd een standaardtijd afgesproken. Onze tijdzone is de Midden-Europese tijd. Het is in Amsterdam even laat als in Berlijn.
De aarde vliegt met een snelheid van 100.000 kilometer per uur rond de zon. Met zo’n snelheid ben je in 9 seconde van Amsterdam naar Brussel. Toch duurt zo’n rondje een heel jaar.
Er draaien nog meer planeten om de zon, ieder in zijn eigen tempo.
Venus doet er 225 dagen over, maar Neptunus wel 165 jaar! Neptunus staat 4 miljard kilometer van de zon af en wij “slechts” 150 miljoen kilometer.
De aarde hangt een beetje schuin in zijn baan rond de zon. Daardoor staat de zon ’s winters lager dan in de zomer.
Dezelfde bundel zonnestralen moet dan een groter oppervlak verwarmen. In de winter is het daarom kouder dan in de zomer.
Ook de maan speelde een rol bij het meten van tijd en dagen. Nacht na nacht zag men de maan veranderen van vorm: van een verlichte
schijf naar een smalle banaan tot niets. Daarna groeide de maan weer aan tot volle maan. We noemen dat de schijngestalten
van de maan. De maan draait in bijna een maand om onze aarde heen. Daardoor wordt de maan soms wel en soms niet door de zon verlicht.
Ook de sterren vertellen ons iets over de tijd. Sterren zijn eigenlijk zonnen die heel ver weg staan. Ze staan in groepjes aan de hemel.
We noemen dat sterrenbeelden en ze dragen allemaal namen. Doordat de aarde draait, veranderen de sterrenbeelden voortdurend van plaats.
Sommige sterrenbeelden zie je alleen in de winter, andere alleen in de zomer.
Het bekendste sterrenbeeld is de Grote Beer. Vlak erbij staat de Poolster . Deze ster staat recht boven het noorden. Al heel vroeg oriënteerden de mensen zich op de poolster.
Beantwoord de volgende vragen over de leestekst
1. Wat gebruiken de mensen al eeuwenlang om de tijd te meten?
2. Wat is een waterklok?
3. Wie ontdekte in 1657 de slingerklok?
4. Met wat voor snelheid per uur vliegt de aarde rond de zon?
5. Hoe lang doet de maan erover om een rondje om de aarde te draaien?