Mmmmmmm! Wat ruikt het hier lekker! Jaco is op slag zijn slechte bui vergeten. Zijn zus vertikte het om brood te kopen. Daarom moest hij naar de bakker. Hij kijkt zijn ogen uit in de winkel. Wat een soorten brood liggen hier. “Ja Jaco,” zegt de bakker, “alles is vers gebakken.” Het komt zo uit de warme oven. Tarwe en rogge noemen we koren. Van het meel bakt de bakker brood. De tarwe voor ons brood komt niet uit Nederland. Onze tarwe is niet geschikt voor brood. Daarom wordt onze tarwe gebruikt als veevoer. Koeien en varkens eten het, maar ook kippen. Roggebrood en koek worden van rogge gemaakt. De bakker kan er ook witte bollen van bakken. Tarwekorrels moeten gemalen worden. Vroeger gebeurde dat in een molen . Daar draaide twee zware stenen op elkaar rond. Deze molenstenen waren geribbeld. Nu wordt bijna alle tarwe in fabrieken gemalen.
Om de graankorrels zit een vliesje. Deze vliesjes worden zemelen genoemd. Zemelen zijn gezond. Soms wordt het meel na het malen gezeefd. Zo worden de zemelen er uit gehaald. Er blijft tarwebloem over. Het is mooi, wit meel. Je kunt er wittebrood of pannenkoeken van bakken. De zemelen worden niet weggegooid. Ze worden bijvoorbeeld bij het witte meel gedaan. Van dit mengsel wordt bruinbrood gemaakt. Volkorenbrood is van ongezeefd meel. Daarin zitten dus veel zemelen. Je ziet er ook vaak hele graan korrels in zitten. Bruinbrood en volkoren brood zijn gezonder dan witbrood. Het meel wordt vermengd met water en wat zout. Daarna wordt het flink gekneed. Dan krijg je deeg. Er moet ook een beetje gist bij. Gist is een soort schimmel. Het wordt gemaakt in fabrieken. Gist laat het deeg rijzen. Het deeg moet daarvoor een tijdje staan. Er komen dan kleine gasbelletjes in het deeg. Daardoor wordt het deeg lekker luchtig. Van binnen lijkt het op een spons en het deeg lijkt wel te groeien. Het rijst de pan uit! Na het rijzen moet het deeg in de oven. Hierin wordt het gebakken. Na een half uur is het brood klaar.
De warme bakker bakt zelf zijn brood. Het brood uit de supermarkt komt uit de fabriek. Daar staan grote kneedmachines voor het deeg. In rijs-kasten kan het deeg rijzen. Daarna gaat het in grote ovens. Machines snijden en verpakken het brood. Er zijn heel veel broodsoorten. Ze worden op verschillende manieren gebakken. Busbrood wordt gebakken in een bakvorm. Met een geribbelde bakvorm krijg je casinobrood. Bij knipbrood heeft de bakker in het deeg geknipt. Vloerbrood wordt op een bakplaat gebakken. Heel bekende vloerbroodjes zijn kadetjes en puntjes. Je hebt vast vlechtbrood en gedraaide broodjes gezien. Er worden soms krenten in het deeg gedaan. Dan krijg je krentenbrood. De banketbakker maakt van deeg koekjes en taarten.